De school waar ik les geef (be)staat binnenkort veertig jaar. Een monumentaal moment om eens bij stil te staan. Een moment van historisch besef en gepaste trots om hier inmiddels zelf al zo’n zestien jaar onderdeel van uit te mogen maken als leraar. Wanneer ik dan nog eens de vier jaar van mijn eigen verblijf op deze school als leerling erbij optel, kom ik uit op twintig jaar verwantschap met dit gebouw. Exact de helft van mijn bestaan én dat van de school. Een snelle berekening maakt duidelijk dat ikzelf inmiddels meer dan zesduizend leerlingen heb mogen begeleiden op hun weg naar creatieve adolescentie en volwassenheid.
Door Pascal Cuijpers
Er is in het veertigjarig bestaan van de school veel veranderd. Het gebouw heeft enkele verbouwingen doorstaan, die allen telkens in het teken stonden van onderwijsverbetering of vernieuwing. Het onderwijs kreeg daarnaast te maken met diverse nationale beleidsmensen die telkens weer opnieuw en tot op heden het onderwijs in alle facetten wilden hervormen. De meeste veranderingen gaan geleidelijk. Pas achteraf kun je zien hoe alles is aangepast, soms weer teruggedraaid, veranderd en hopelijk verbeterd. Al vraag ik me soms af of er in deze voorbije decennia nu daadwerkelijk zoveel is veranderd in het onderwijs als we doen vermoeden?
Deze overpeinzing doet me zijdelings denken aan de bundel ‘Liefdesoproepen uit vervlogen tijden’ van Quest-redacteur Mark Traa. Hij verzamelde oude liefdesadvertenties uit kranten tussen 1850 en 1940. Het waren tijden van beleefdheid en discretie, waarbij tutoyeren nog niet gebruikelijk was. Om de advertenties kort en bondig te houden, maakte men regelmatig gebruik van afkortingen en werden sommige signaalwoorden vetgedrukt. Zo moest een tekstje als: ‘MARIE! Ik zie van je af.’ of ‘J.J. Ik ben niet boos. A.B.’ de kern van de boodschap weergeven en begon voor de afzender het wachten op een eventuele (re)actie.
Tegenwoordig maken we nog steeds gebruik van dit soort primitieve communicatievormen. Al is de krant als traag middel hiervoor reeds verleden tijd geworden. We versturen dagelijks duizelingwekkende aantallen WhatsApp’jes en zijn continu in staat om met elkaar in contact te staan. Spraakberichten zijn toegevoegd aan het communicatie-arsenaal. Net als de onmisbaar lijkende emoticons, die hun beeldtaal geregeld voor zich laten spreken zonder toevoegingen van tekst. De verschillen in contact maken tussen toen en nu zijn verschillend geworden, onder toeziend oog van de tijdgeest. Echter, de context van deze berichtenuitwisseling is identiek gebleven: men zoekt contact en stuurt kernachtige berichten die veel duidelijk maken.
In navolging van deze communicatie-evolutie is een vergelijking met het onderwijs van vroeger en nu snel gemaakt en zijn overeenkomsten rap gevonden. Scholen zijn bijvoorbeeld ook nu nog de plaats waar men als leerling de langste tijd van de dag verblijft. Al worden de leraren steeds meer gezien als coach, er wordt van ze verwacht dat ze gezag en de leiding hebben. Toetsen en eindexamens zijn nog steeds van essentieel belang en worden over het algemeen nog op papier gemaakt. Leerlingen werken nog steeds grotendeels met boeken en schriften, al zijn de tablets aan een discutabele opmars bezig. En de vakken van destijds staan nu ook nog altijd als stabiele factor geprogrammeerd in de basisvorming. Concluderend kunnen we zeggen dat men vaak denkt dat nieuwe ontwikkelingen te snel worden ingevoerd. Uiteindelijk zijn het veelal slechts de middelen die voor verandering zorgen, in een context die verder vrijwel gelijk blijft. De tijd zal echter leren hoe hier over veertig jaar tegenaan zal worden gekeken.