De Onderwijsraad steunt het principe van het wetsvoorstel van staatssecretaris Dekker (Onderwijs) om de procedure van het starten van scholen te moderniseren, maar vindt dat dit zorgvuldig en behoedzaam moet gebeuren. De raad roept de staatssecretaris op om goed naar de uitwerking van het voorstel te kijken. Dit staat in het advies over het Wetsvoorstel meer ruimte voor nieuwe scholen van de Onderwijsraad.
De raad adviseert de effecten van de voorgestelde wijziging op bestaande scholen te monitoren en waar nodig bij te sturen. Zo is er een spanning tussen meer ruimte voor nieuwe scholen enerzijds en een beweging naar meer samenwerking binnen het onderwijs anderzijds. Dit is vooral aan de orde in gebieden met dalende leerlingaantallen. Ook dient te worden bezien of het segregatie versterkt en hoe dit voorkomen kan worden. Het moet duidelijk worden wie de financiële risico’s en frictiekosten van de komst van nieuwe scholen draagt.
De hoofdlijnen van de werkwijze van de inspectie bij de kwaliteitstoets en de gronden waarop de minister een aanvraag voor bekostiging voor een nieuwe school mag afwijzen, dienen opgenomen te worden in de wet. De raad adviseert bij de kwaliteitstoets te kijken of schoolleiding en leraren voldoen aan de bekwaamheidseisen. Van schoolbestuurders kan een verklaring omtrent gedrag geëist worden. Het is volgens de raad belangrijk gemeenten al in een vroeg stadium te betrekken bij een initiatief tot het starten van een nieuwe school, met name vanwege hun verantwoordelijkheid voor de huisvesting. De samenhang met de huisvestingsprocedure in relatie tot de rol van de gemeente en het schoolbestuur moet verder uitgewerkt worden. Huisvesting mag volgens de raad geen obstakel zijn bij de start van een nieuwe school.
Verder vraagt de raad aandacht voor de juridische hanteerbaarheid van het grondwettelijke begrip richting. Een open richtingbegrip betekent een grotere variatie aan scholen, die ook een beroep kunnen doen op wat de grondwet omschrijft als ‘de vrijheid van keuze van leermiddelen en de aanstelling van personeel’. De vraag is vervolgens hoe en in welke mate de wetgever nog kwaliteitseisen mag stellen of dat dit in strijd is met artikel 23. Het is ook de vraag of een open richtingbegrip bij bestaande regelingen zoals vrijstelling van de leerplicht altijd toegepast kan worden. De raad vindt daarom dat de wetgever een duidelijke uitspraak moet doen over de reikwijdte van de vrijheid van richting en de consequenties daarvan voor bestaande en toekomstige onderwijswetgeving.
© Nationale Onderwijsgids