In Nederland verdrinken jaarlijks rond de tachtig inwoners, waarvan gemiddeld negen onder de vijftien jaar. In 1950 verdronken nog bijna driehonderd kinderen. Dat aantal is sindsdien fors gedaald. Dat meldt CBS.
In vergelijking met de jaren vijftig verdrinken er vooral veel minder kinderen. Ook de laatste jaren is dat verder afgenomen tot gemiddeld negen in de laatste vijf jaar. In de periode 1950-1955 was meer dan de helft van het aantal verdronken personen jonger dan vijftien jaar. Van 2010 tot en met 2015 was dat 12 procent.
Van 1996 tot en met 2015 zijn 1 723 inwoners van Nederland door verdrinking om het leven gekomen, van wie ruim een kwart (465) met buitenlandse herkomst. Hiervan was twee derde van niet-westerse afkomst. Afgezet tegen de bevolking verdronken ruim twee keer zo veel mensen van niet-westerse herkomst als autochtonen (1,2 tegen 0,5 per honderdduizend inwoners). Het grootste verschil is te zien bij 15- tot 30-jarigen met een bijna vier keer hogere sterfte onder niet-westerse allochtonen: sinds 1996 verdronken 0,7 niet-westerse allochtonen en 0,2 autochtonen op de honderdduizend in die leeftijdsgroep. Bij kinderen tot vijftien jaar was het verschil ook groot: op elke honderdduizend kinderen verdronken in die periode 1,3 niet-westerse en 0,5 autochtone kinderen.
De Reddingsbrigade Nederland zegt juist een stijging te zien in het aantal verdrinkingen onder zwemrecreanten. Halverwege het seizoen is het jaargemiddelde van het aantal verdrinkingen (acht) al geëvenaard. De organisatie vreest dat het aantal verdrinkingen in de loop van de zomer en het najaar nog verder toeneemt. De reddingsorganisatie constateert dat de trend van afnemende zwemvaardigheid een rol speelt. Bij vijf van de acht zwemdoden speelde een beperkte zwemvaardigheid een rol. Gewezen wordt op onderzoek waaruit blijkt dat het aantal behaalde zwemdiploma’s in Nederland, met name in de gevorderde categorieën B en C, sterk afneemt.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids