Voor het vaststellen van een dyslexierisico zijn screeningstests beschikbaar, maar het gebruik hiervan kan verkeerde uitkomsten met zich mee brengen voor kinderen met een migratie-achtergrond. De tests doen namelijk onbedoeld een beroep op bepaalde taal- en cultuurkennis, waardoor de meting onbetrouwbaar wordt voor deze kinderen. Dat stelt Anick Verpalen die op 6 juni op dit onderzoek promoveert. Dit meldt Universiteit Tilburg.
Ongeveer 5 procent van de schoolgaande kinderen in Nederland heeft dyslexie. Dyslexie komt in dezelfde mate voor bij kinderen met een migratie-afkomst. Verpalen stelt dat er verschillende screeningstests op de markt zijn die een mogelijk dyslexierisico opsporen bij kinderen, en waarmee kan worden beoordeeld of verder onderzoek naar dyslexie nodig is. De talige taken van deze tests meten onder andere de moeite met fonologische vaardigheden (spraak- en klankherkenning), één van de bekendste problemen van dyslexie.
Deze taken doen echter vaak onbedoeld een beroep op taal- en cultuurkennis door bijvoorbeeld het gebruik van typisch Nederlandse namen en objecten. Kinderen van een niet-westerse culturele afkomst hebben met deze taken op verschillende leeftijden (in groep 3, 5 en 7) meer moeite dan hun klasgenootjes van Nederlandse afkomst, wat het betrouwbaar meten van een risico op dyslexie bemoeilijkt. Het niveau van woordenschat blijkt hierbij een belangrijke rol te spelen.
Nieuwe, voor dit onderzoek ontwikkelde, testitems met veel voorkomende en op slechts één manier uit te spreken letters en woorden en daarnaast met verzonnen woorden, blijken effectief als alternatief bij zowel de auditieve, fonologische als visuele taken in het voorspellen van dyslexie bij kinderen met zowel een Nederlandse als niet-westerse culturele afkomst. Deze taken worden minder beïnvloed door het niveau van woordenschat.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids