Normal_bussemaker

Het percentage vrouwelijke universitair (hoofd-)docenten en hoogleraren neemt maar mondjesmaat toe. De universiteitsbesturen zijn het er over eens dat actie nodig is om de stijgende lijn te versterken. Tijdens het VSNU-seminar Gender op 21 juni delen de universiteiten daarom good practices: welke aanpak werkt en wat is nodig om mooie plannen om te zetten in concrete resultaten? Dat meldt het ministerie van Onderwijs.

Het aantal vrouwen dat een academische topfunctie bekleedt, loopt nog ver achter op het aantal mannen met een beroep als universitair hoofddocent of hoogleraar. Dit bleek in november uit de monitor die het Landelijke Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH). Volgens de LNHV laat het aandeel vrouwen wel een stijging zien maar op dit tempo is er pas over ruim veertig jaar sprake van sekse-gelijkheid in de wetenschap. Uit de gegevens blijkt dat vrouwen nog steeds minder kans maken op een promotie tot hoogleraar. Ook het salaris van vrouwen in de wetenschap ligt veel lager dan bij hun mannelijke collega's.

Nederland loopt in vergelijking met de rest van de landen binnen de Europese Unie achter als het gaat om het aantal vrouwelijke hoogleraren. In december zei minister Bussemaker van Onderwijs dat zij wil dat op universiteiten dertig procent van de hoogleraren vrouwelijk zijn, net als in het bestuur van de onderwijsinstellingen.

Het VSNU-Café vormt het slot van het seminar en hierin wordt een blik vooruit geworpen: waar gaan de universiteiten mee aan de slag en wat gaat dit opleveren? Bussemaker verzorgt de aftrap van het debat.