De eerste editie van het rapport Staat van de Leraar is op het onderwijscongres gepresenteerd en overhandigd aan minister Jet Bussemaker van Onderwijs. In dit rapport brengen docenten zelf hun beroep in kaart. De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat er naar de mening van de leerkrachten nog veel verbeterd kan worden in de onderwijspraktijk. Dit meldt de Onderwijscoöperatie.
Voor de verbetering van de onderwijspraktijk zien de docenten voor zichzelf een belangrijke rol, maar ze geven aan dat ook de voorwaarden op orde moeten zijn. Ze zeggen zelf dat ze de ingenieurs van het onderwijs willen zijn en niet alleen de uitvoerders. Over het algemeen zijn de leraren trots op hun beroep en waarderen dit ook met een 7,6. Volgens de docenten zijn de verschillen tussen hun ideale situatie en de praktijk op school nog erg groot. Zo geeft 98 procent van de ondervraagden aan dat ze het belangrijk vinden dat de school de docenten faciliteert en ondersteunt in middelen en mogelijkheden voor professionele ontwikkeling, maar slechts 47 procent ervaart het zo in de praktijk.
Van de ondervraagden is 94 procent van mening dat docenten open moeten staan voor feedback en elkaar moeten aanspreken op de kwaliteit van hun onderwijs. 23 procent van de ondervraagden ervaart dit nu in de praktijk. Ook wil 96 procent in hun school zeggenschap hebben over de vorm en inhoud van hun professionele ontwikkeling, 41 procent geeft aan dat dit op hun school goed geregeld is.
De Staat van de Leraar is geschreven door een onafhankelijke redactie van docenten, ondersteund door de Onderwijscoöperatie. Het gaat over docenten in Nederland anno 2015 en over hoe zij hun werk ervaren. Voor het rapport hebben ruim 700 leraren een vragenlijst ingevuld en zijn er met zes leraren één-op-één gesprekken gevoerd over de thema's school en samenleving, werkbeleving, professionalisering en de toekomst. Ook zijn de Lerarenkamer en de Leraren Advies Raad betrokken bij het rapport.
© Nationale Onderwijsgids