Volgens Bussemaker is het niet duidelijk of de Stagemonitor met deze constateringen aantoont dat er systematische verschillen zijn tussen groepen en hoe groot deze verschillen zijn. In de publicatie zou informatie ontbreken en zou onvoldoende inzicht geven in welke andere factoren dan etniciteit van invloed zijn, zoals studierichting en beheersing van de Nederlandse taal.

Bussemaker zegt dat op basis van de monitor niet is vast te stellen of allochtone studenten worden gediscrimineerd bij stages. Wel herkent de Onderwijsminister het beeld dat het voor allochtone studenten moeilijker kan zijn om een stageplek of werk te vinden. Volgens Bussemaker lijkt het aannemelijk dat negatieve beeldvorming en discriminatie een rol spelen bij het vinden van een stage. “Het signaal dat hier van uitgaat vind ik zorgelijk. Ik hecht er waarde aan dat alle studenten een stage kunnen lopen en na hun studie een baan vinden. Stage is vaak een vereiste in de opleiding en belangrijk voor de stap naar de arbeidsmarkt”, zegt Bussemaker.

Om de arbeidsmarktpositie van allochtone jongeren te verbeteren werkt het kabinet de komende jaren samen met (vooralsnog) vijf steden (Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Leeuwarden, Zaanstad) waarbij ook onderwijsinstellingen zijn betrokken. “We kiezen voor een zogenoemde ‘buurtgerichte aanpak’, aangezien veel migrantenjongeren in buurten wonen met een lage sociaaleconomische status en deze sociale omgeving ook een oorzaak is van hun mindere arbeidsmarktpositie. Samen met onderwijsinstellingen waar veel van deze jongeren naar school gaan, zetten we in op een betere voorbereiding van jongeren op de arbeidsmarkt”, aldus Bussemaker. 

© Nationale Onderwijsgids