Uit onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van de mbo-studenten te maken heeft met stagediscriminatie. Studenten, scholen, leerbedrijven en overheid moeten dit samen tegengaan. Ook als docent speel je een belangrijke rol in het bespreekbaar maken van mogelijke discriminatie. Dat meldt Leraar 24.
Uit recent onderzoek in opdracht van de gemeente Utrecht blijkt dat een kwart van de mbo-studenten discriminatie ervaart bij solliciteren naar een stage. Tijdens hun stage ervaart een op de acht studenten discriminatie. Door fictieve sollicitatiebrieven te sturen, hebben de onderzoekers aangetoond dat sommige groepen inderdaad minder kans hebben bij het vinden van een stageplek. Zo vinden studenten met een naam die verwijst naar een niet-westerse achtergrond minder snel een stageplaats dan andere studenten. Dat kan leiden tot studievertraging en zorgen voor een onveilig(er) gevoel. Ook heeft dit invloed op het vertrouwen van studenten in het vinden van een (passende) baan.
Onbewust discrimineren
Het aanpakken van stagediscriminatie is niet gemakkelijk, zegt Marije Hulsbosch, woordvoerder van de MBO Raad. “Tijdens gesprekken met betrokkenen uit het onderwijs en het bedrijfsleven is duidelijk geworden dat discriminatie lang niet altijd bewust gebeurt. Er is veel onwetendheid. Vaak heerst bij bedrijven de gedachte: zo doen wij dat hier. Maar die cultuur kan onbewust discriminerend zijn. Het probleem bespreekbaar maken, is daarom erg belangrijk.”
Mogelijke weerstand
Allereerst is het van belang studenten hiervan bewust te maken. Daarbij spelen docenten een grote rol. Hulsbosch: “Vertel studenten die oefenen met het schrijven van sollicitatiebrieven wat ze kunnen verwachten, dat ze ook afwijzingen kunnen krijgen. En dat ze, als dat gebeurt, altijd om feedback moeten vragen.” Daarnaast is het goed om studenten – zonder te polariseren – extra voor te bereiden op mogelijke weerstand. “Je kunt een jongen die een stage zoekt in de kinderopvang bijvoorbeeld uitleggen dat er misschien extra op hem gelet gaat worden, vanwege zedenzaken in deze branche die veel aandacht kregen.”
Daarnaast moet het voor studenten duidelijk zijn dat ze bij hun docent terechtkunnen zodra ze het gevoel hebben gediscrimineerd te worden. “Als studenten zich melden, kun je samen onderzoeken wat hun gevoel veroorzaakt en wat er aan te doen is. Er wordt snel gesproken over discriminatie, maar je moet uitsluiten dat er iets anders aan de hand is. Als een student twintig brieven heeft geschreven en niet is aangenomen, kan dat ook betekenen dat hij of zij in een sector solliciteert waarin niet veel stageplekken zijn. Daarom moet je eerst onderzoeken of er echt sprake is van discriminatie.”
Meldpunt Stagediscriminatie
Is er inderdaad sprake van discriminatie? Ga dan het gesprek aan met de schoolleiding en het leerbedrijf, adviseert Hulsbosch. “Probeer ter sprake te brengen wat er speelt. Lastig is wel dat scholen en leerbedrijven een afhankelijkheid van elkaar hebben. Investeren in die relatie en weten bij wie je terechtkunt als er iets niet goed loopt, kan het makkelijker maken om hierover te praten.” Bij een vermoeden van bewuste discriminatie kun je melding maken bij de school en bij het Meldpunt Stagediscriminatie, dat de situatie vervolgens onderzoekt en het leerbedrijf eventueel een sanctie kan opleggen.
Door: Nationale Onderwijsgids