Afnemende prestaties van leerlingen
De prestaties van leerlingen zijn de afgelopen 20 jaar geleidelijk gedaald. Dit blijkt uit internationale onderzoeken in het basis- en voortgezet onderwijs. In tegenstelling tot vrijwel alle andere landen, presteren leerlingen in Nederland steeds iets minder dan vroeger. Daling en stagnatie zijn ook te zien in landelijke studies naar prestaties van basisschoolleerlingen in taal, rekenen, cultuureducatie, natuur en techniek en bewegingsonderwijs.
Vooral toptalent ontwikkelt zich minder. Maar de laatste twee jaar zien we ook steeds meer leerlingen van de basisschool komen die onvoldoende goed kunnen lezen. De gestage daling en stagnatie van de prestaties in het funderend onderwijs is uniek en reden tot zorg. Wel zijn Nederlandse leerlingen gemiddeld goed opgeleid en ze vinden snel een baan. Dit is vooral ook een verdienste van het beroepsonderwijs.
Kansenongelijkheid, schoolverschillen, segregatie
De kansen voor leerlingen en studenten zijn sterk afhankelijk van het opleidingsniveau van ouders en grote schoolverschillen, zo constateerde de inspectie al de afgelopen twee jaar. Dit jaar laat nadere analyse zien, dat deze effecten versterkt dreigen te worden door toenemende segregatie.
Scholen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs waren al sterk gesegregeerd. De laatste jaren neemt de segregatie langs opleidingsniveau en inkomen in het onderwijs verder toe. De etnische segregatie neemt af.
Vooral academisch opgeleide ouders scheiden zich af. Dit komt deels door woonsegregatie, maar ook doordat ouders kiezen voor eigen scholen.
De inspectie maakt zich zorgen over deze oplopende segregatie in het onderwijs, omdat eilandvorming op afzienbare tijd gevolgen kan hebben voor onderwijskansen van groepen leerlingen en voor de kwaliteit van het onderwijs. Bijvoorbeeld doordat het lerarentekort zich extra laat voelen bij scholen met minder bevoorrechte leerlingen.
Nieuwe balans autonomie en overheidssturing nodig
Deze ontwikkelingen laten zien dat het maatschappelijk belang ondergeschikt dreigt te raken aan het individuele of het georganiseerde belang. Het keren van deze ontwikkelingen vraagt om gerichte samenwerking van alle partijen in het onderwijs.
Het Nederlandse onderwijs kent een grote autonomie voor besturen en scholen en relatief beperkte centrale sturing door de overheid. Deze balans werkt als de autonome positie optimaal benut wordt en de overheid tegelijk duidelijk is in wat ze van het onderwijs verwacht.
In de praktijk zien we dat dit een wankel evenwicht is geworden. Besturen en scholen ervaren de autonomie niet overal, of benutten deze niet altijd optimaal. Daartegenover is de overheidsbemoeienis veelal open en daardoor regelmatig vrijblijvend.
Goed gebruik van de autonomie en duidelijke sturing zijn juist nu belangrijk omdat de maatschappelijk opdracht van het onderwijs onder druk staat. Uitgangspunten voor deze nieuwe balans tussen autonomie en overheidssturing zijn: een gezamenlijk beeld over goed onderwijs, optimale benutting van de autonomie door besturen en scholen en samenwerking aan de maatschappelijke taak van het onderwijs.
Er is niet een enkele partij die de problemen kan oplossen. Daarbij zal op onderdelen nieuwe tegenkracht georganiseerd moeten worden. Alleen op die manier kunnen we er samen voor zorgen dat álle leerlingen en studenten de beste basis voor hun toekomst krijgen.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids