Volgens Janssen is een instituut voor doofblindheid hard nodig wegens de versnippering in de zorg. “Bij kinderen wordt doofblindheid al snel in verband met een syndroom gebracht, waardoor er vaak wordt gedacht dat er dan ook wel sprake van een verstandelijke handicap zal zijn.” Het gevolg van zo’n foute diagnose is dat ook het onderwijs niet aansluit.

 

Een van de eerste taken van het onderzoeksinstituut is het opzetten van een identificatieteam doofblindheid dat op internationaal niveau opereert. Verder kunnen onderzoekers met de nieuwste instrumenten onderzoek doen naar leren, taal en communicatie bij doofblinde personen.

 

Nederland heeft naar schatting tussen de 34.000 en 40.000 doofblinden. Aangeboren doofblindheid komt een stuk minder vaak voor dan verworven doofblindheid. Zo’n 4.000 mensen hebben aangeboren doofblindheid. De meeste doofblinde mensen zijn niet geheel doof of blind, maar zijn vaak slechtziend en slechthorend.