Onderzoek: meer Joden in vijf Groningse gemeenten vermoord dan verwacht

In de Tweede Wereldoorlog zijn in vijf gemeenten in de provincie Groningen meer joden vermoord dan tot nu toe werd gedacht. Dit blijkt uit onderzoek van Richard Paping, historicus aan de Rijksuniversiteit Groningen. Voorheen werd gedacht dat 15 procent van de Joodse inwoners van deze gemeenten de oorlog overleefde. Nu blijkt minder dan 10 procent de oorlog te hebben overleefd. Het contrast met het landelijke gemiddelde van 27-29 procent overlevenden is daarmee nog groter dan eerder werd gesteld. Dat meldt de Rijksuniversiteit Groningen. 

Onder leiding van Paping, Universitair Hoofddocent Economische en Sociale Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, is een onderzoek uitgevoerd naar de rol van vijf Groningse gemeenten bij de onteigening van Joodse eigendommen in en na de Tweede Wereldoorlog. Dit gebeurde in opdracht van de gemeenten Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Veendam en Westerkwartier. In het kader van dit onderzoek is tevens nauwkeurig nagegaan wat de overlevingskansen zijn geweest van de Joden die medio 1942 woonden op het grondgebied van deze vijf gemeenten. Samen beslaan deze gemeenten bijna twee derde van de provincie Groningen buiten de stad. Voor elke Joodse inwoner is exact nagegaan of deze de oorlog al dan niet overleefde.

Het zeer schokkende resultaat was dat minder dan 10 procent (9.7 procent, oftewel 111 van de 1.142) van deze Joodse inwoners de oorlog overleefde en dus meer dan 90 procent werd vermoord. Bijna alle vaak eeuwenoude Joodse gemeenschappen in het Groningse gebied zijn vrijwel geheel uitgeroeid. Deze nieuwe schatting van het aandeel vermoorde Joden is om twee redenen zeer opmerkelijk.

Allerhoogste aantal van Nederland 

Ten eerste is dit percentage van slechts 10 procent overlevenden veel lager dan de thans bekende schattingen voor Nederland, die in de orde lijken te liggen van 27-29 procent. Het aandeel vermoorde Joden in de Holocaust behoort daarmee tot de allerhoogste van Nederland, terwijl dit aandeel vermoorden in Nederland al heel hoog is in Europees perspectief.

Ten tweede was het aandeel overlevenden in het gebied volgens een eerdere schatting ongeveer 15 procent (en het aandeel vermoorde Joden circa 85 procent).  De resultaten van het nieuwe onderzoek laten dus zien dat een derde minder Joden de genocide in het onderzoeksgebied overleefde. Overigens hoeft dat niet te zeggen dat het aandeel vermoorde Joodse inwoners elders in Nederland ook is onderschat, omdat het onderzoek van Paping zich alleen richtte op de Groninger gemeenten.

Leeftijdsgroepen 

Ongeveer een vijfde van de overlevende Joden bleek gemengd gehuwd, terwijl de leeftijdsgroep tussen de 20 en 50 jaar een iets hogere overlevingskans bleek te hebben. Voor elke leeftijdsgroep was die echter steeds minder dan 20 procent. Kinderen tussen de 5 en 19 jaar en ouderen boven de 55 jaar hadden slechts een minieme kans om de door de nazi’s georganiseerde en uitgevoerde genocide te overleven. Nader onderzoek naar het dramatisch hoge percentage vermoorde Joden in het onderzochte gebied lijkt nodig, aldus Paping. Als mogelijke oorzaken draagt hij aan: de vroege deportatie van Joodse families uit het gebied (begin november 1942), terwijl daarvan de jongere mannelijke hoofden van huishoudens al in juli waren weggevoerd in kader van ‘werkverschaffing’ in juli 1942. Hierdoor werden de gezinnen feitelijk gegijzeld en doken zij nauwelijks onder. Van die mannen was overigens begin oktober 1942 al een derde vermoord door de Nazi’s.

Door: Nationale Onderwijsgids