Op scholen moet meer bekendheid komen over hulp aan kinderen van wie de moeder achter de tralies belandt. Voor deze kinderen is namelijk geen professioneel aanbod van steun en begeleiding beschikbaar. Onder andere via scholen moet er meer aandacht komen voor ondersteuningsprojecten voor deze kinderen. Dat meldt het Verwey-Jonker Instituut.
Jaarlijks belanden de moeders van circa 4000 kinderen achter de tralies. Voor deze groep kinderen is hulp belangrijk, omdat juist deze kinderen een aanzienlijk risico hebben op gedragsproblemen en latere delinquentie. 32 procent van hen wordt later zelf verdacht van een delict.
Het vrijwilligersproject 'Wie let er op de kleintjes' van Humanitas probeert deze hulp wel te bieden. “Er rust nog steeds een taboe op detentie”, zegt onderzoeker Jodi Mak. “De achterblijvende ouder of tijdelijke verzorger verzint soms een smoes waarom papa of mama niet thuis is. Bij één van de gezinnen binnen dit project heeft de vrijwilliger dit juist bespreekbaar gemaakt zodat de kinderen ook op bezoek kunnen gaan en de band tussen ouder en kind in stand blijft.” Ook voelen de tijdelijke verzorgers zich vaak overvallen door de plotselinge zorgtaken.
De hulp bereikt de doelgroep nu nog niet goed, concludeert het Verwey-Jonker Instituut. Professionals en gemeenten weten vaak niet van het bestaan van het project af. “Een gemiste kans’, vindt Mak. “Het is in het belang van het kind dat deze aanvulling op het professionele zorgsysteem meer bekendheid krijgt, bijvoorbeeld via de centra voor Jeugd en Gezin naar de wijkteams, maar ook op scholen. Wie let er op de kleintjes is een voorbeeld, andere organisaties zouden ook zelf een soortgelijk ondersteuningsproject kunnen opzetten.”
Het volledige rapport is te lezen op de website van het Verwey-Jonker Instituut.
© Nationale Onderwijsgids