Veel kinderen van 2,5 tot en met 5 jaar hebben sinds 2000 extra onderwijs gehad om de achterstand die zij hadden op taal of rekengebied weg te werken voordat ze aan de basisschool begonnen. De onderzoekers schatten dat er omgerekend jaarlijks zo'n 400 miljoen euro in deze programma's gestopt wordt. 

 

"Je hebt veel verschillende van dit soort voor- en vroegschoolse voorzieningen (VVE). We zeggen niet dat ze allemaal slecht zijn, maar er zal toch strenger gekeken moeten worden naar hun effectiviteit,” zo stelt onderzoekster Inge Bruggers. “We zien in dit grootschalige onderzoek dat de achterstanden over de tijd niet verdwijnen.” Bruggers voerden samen met Geert Driessen en Maurice Gesthuizen het onderzoek uit. Naast programma's die in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en kleutergroepen van de basisschool aangeboden worden, zijn er ook gezinsgerichte programma's waarbij de kinderen thuis extra les krijgen. 

 

Welke kinderen voor welk programma in aanmerkingen komen verschilt per gemeente, aldus de onderzoekers. “De ene gemeente hanteert alleen de opleiding van de ouders, bij andere gemeenten wordt bijvoorbeeld gekeken of kinderen ontwikkelings- of gedragsstoornissen hebben en of de ouders gescheiden of aan de drank zijn.” Daarnaast konden de onderzoekers ook niet precies vaststellen hoe de programma's in de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven worden uitgevoerd.

 

Het ministerie van OCW laat in een reactie weten dat de programma's niet ter discussie staan. "Het onderzoek houdt geen rekening met recente verbeteringen", aldus een woordvoerder. “Steeds meer gemeenten bereiken beter de doelgroep. Ook zijn er afspraken gemaakt met 37 steden over een kwaliteitsverbetering van deze voorzieningen, zoals meer ouderbetrokkenheid, opbrengstgericht werken en een beter taalniveau van de leidsters."

 

© Nationale Onderwijsgids