Peuterspeelzalen verwachten aan de grote vraag naar beroepskrachten te kunnen komen door de bestaande beroepskrachten meer uren te laten draaien of door meer beroepskrachten in dienst te nemen. Er zouden nu zo'n 1.800 vrijwilligers in het peuterspeelzaalwerk actief zijn die vervangen moeten worden. Volgens minister Asscher van Sociale Zaken worden de maximale kosten hiervoor geraamd op 10 miljoen euro.
Vanaf 2018 mogen peuterspeelzaalorganisaties geen vrijwilligers meer inzetten op de peuterspeelzaalgroep om te voldoen aan de beroepskracht-kindratio. De peuterspeelzalen zullen de vrijwilligers dus moeten vervangen door beroepskrachten, dit gaat zo'n 10 miljoen euro kosten. Ongeveer de helft van dit bedrag komt voor de rekening van het Rijk, doordat werkende ouders vanaf 2016 kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen voor de opvang van hun kinderen in een peuterspeelzaal. De andere helft van de kosten kan volgens Asscher opgevangen worden vanuit de middelen van gemeenten voor peuterspeelzaalwerk.
Door de harmonisering van de kwaliteitseisen mogen vrijwilligers niet meer zelfstandig op groepen staan in peuterspeelzalen, net zo min als in de kinderdagopvang. Hiermee wordt ingezet op het verder professionaliseren van de sector. Volgens Asscher zullen de vrijwilliger niet verdwijnen uit de peuterspeelzalen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de helft van de onderzocht peuterspeelzaalorganisaties (een deel van de) vrijwilligers verwacht te gaan inzetten voor zogenoemde 'niet-formatieve taken'
Vanuit het implementatietraject door de MO-groep worden peuterspeelzalen ondersteund zodat zij goed zijn voorbereid op de nieuwe eisen en zorgen hierover bij peuterspeelzalen worden weggenomen. Voor dit traject worden onder meer workshops gegeven, handreikingen ontwikkeld en is er een helpdesk en ambassadeursnetwerk opgezet. In het kader van het implementatietraject van de MO-groep zal er specifiek aandacht gegeven worden aan de problematiek van kleine peuterspeelzalen in de buitengebieden. Dit omdat uit onderzoek blijkt dat vrijwilligers vaker actief zijn in landelijke gebieden dan in stedelijke gebieden. Kleinere gemeenten zullen voor de bekostiging van voldoende pedagogisch medewerkers geen extra financiële middelen ontvangen, omdat ook hier geldt dat ouders kinderopvangtoeslag aan kunnen vragen.
© Nationale Onderwijsgids