Basisschoolleerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond scoren gemiddeld lager op de Centrale Eindtoets dan kinderen met een westerse of Nederlandse achtergrond. De tweede generatie doet het wel beter dan de eerste, en de derde beter dan de tweede. Binnen de generaties zijn de verschillen groter. Het best scoren kinderen met een ouder met een Nederlandse achtergrond. Dat meldt CBS in het Jaarrapport Integratie 2016.
In het schooljaar 2014/2015 haalden leerlingen met een Nederlandse of westerse achtergrond een percentielscore van gemiddeld 53 op de Centrale Eindtoets in groep acht. Niet-westerse kinderen scoorden gemiddeld 42. De tweede generatie deed het met een score van 42 iets beter dan de eerste (40), en de derde generatie haalde met 47 een duidelijk hogere score. De derde generatie wordt weliswaar gerekend tot de groep met een Nederlandse achtergrond, maar wordt in het Jaarrapport Integratie apart bekeken omdat de migratieachtergrond van hun ouders nog wel een rol kan spelen bij onderwijsresultaten.
Niet alleen tussen de generaties, maar ook binnen de generaties niet-westerse leerlingen verschillen de eindtoetsscores. Deze verschillen zijn zelfs groter dan tussen de generaties. Basisschoolleerlingen van de tweede en derde generatie die een ouder hebben met een Nederlandse achtergrond presteren met een score van ongeveer 50 beduidend beter dan kinderen van wie beide ouders een migratieachtergrond hebben. Bij deze laatste groep ligt in de derde generatie het gemiddelde op 44, in de tweede op 40. Hierbij spelen mogelijk zaken als taalbeheersing en contacten met mensen met een Nederlandse achtergrond een rol.
Binnen de eerste generatie maakt het een groot verschil op welke leeftijd het kind naar Nederland is gekomen. Was dat voor het zesde jaar, dan is de score in groep acht gemiddeld 43, was dat op latere leeftijd, dan komt deze score uit op 36. Hoe jonger het kind hier komt, hoe eerder het met de taal en het onderwijs in aanraking komt.
Het algemene beeld van verschillende eindtoetsscores tussen en binnen de generaties is aanwezig bij de vier grootste herkomstgroepen. De patronen verschillen echter wel. Zo scoren kinderen met een Surinaamse achtergrond die na hun zesde naar Nederland kwamen opvallend laag, terwijl de kinderen die voor hun zesde kwamen het juist relatief goed doen. Bij tweedegeneratiekinderen van Turkse herkomst is het verschil in score tussen leerlingen die wel of niet een ouder met een Nederlandse achtergrond hebben groter dan bij de andere groepen.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids