Vorige week schreven we over het voornemen van de provincie Limburg om kinderen op de peuterspeelzaal aan te spreken in het Limburgs dialect. Zo wil Limburg het dialect levend houden. Maar: wat is een dialect eigenlijk? En wat is het verschil tussen de Friese taal, de Limburgse regiotaal en het Gronings dialect? En raken kinderen niet heel erg in de war van die verschillende talen en dialecten?
NOG
Over ons dialect: 'Peuterspeelzaal de grote vernietiger van minderheidstalen'?
-Voordat we überhaupt een discussie aangaan over de voor- en nadelen van het dialect moeten we eerst helder hebben wat precies verstaan wordt onder een dialect. En dan beginnen we bij het begin: het ontstaan ervan.
Het Nederlands kent zo’n 24 groepen van dialecten met een aantal identieke kenmerken. Onze dialecten zijn ontstaan uit het Indo-Europees, een oertaal waar vrijwel alle Europese talen van afstammen. Deze werd rond 5000 voor Christus gesproken in een gebied ten noorden van de Zwarte Zee. In de loop van eeuwen trokken daar groepen mensen weg en gingen op andere plekken wonen. Hierdoor begon hun taal zich op een eigensoortige manier te ontwikkelen, wat uiteindelijk leidde tot een diversiteit aan talen en dialecten.
Taalkundig gezien: geen. Een dialect is net zo goed een taal, met taalkundige regels, maar wordt vaak in een klein gebied gesproken. Het Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) is in heel Nederland gangbaar, maar is van oorsprong een Noord-Hollandse dialect. Het heeft de status gekregen van algemene Nederlandse omgangstaal en wordt alleen daarom een taal genoemd.
Het Fries is erkend als tweede officiële taal in Friesland en is een gestandaardiseerde taal: de provincie stelt in overleg met de Fryske Akademy de spelling van het Fries vast. Het Limburgs en het Nedersaksisch zijn erkend als regionale taal. Het zijn niet-gestandaardiseerde talen. Zo kent het Nedersaksisch verschillende varianten, waaronder het Gronings, het Drents en het Twents.
Volgens taalwetenschapper Marc van Oostendorp wordt er weliswaar minder dialect gesproken, maar neemt het dialect nog steeds een belangrijke plek in binnen de Nederlandse samenleving: op de televisie, in de muziek en op beleidsniveau. Het dialect is bijvoorbeeld bij de Nederlandse jeugd in golven populair. Denk aan de populariteit van de televisieserie New Kids een paar jaar geleden over een groep hangjongeren in het Noord-Brabantse Maaskantje. Maar ook zijn er nog steeds regelmatig muziekgroepen die de dialectpop weer nieuwe leven inblazen, zoals pioniers Ede Staal uit Groningen, de Achterhoekse band Normaal en De Kast uit Friesland.
Er zijn nog maar weinig jongeren die het dialect van huis uit meekrijgen. Wel is er de laatste tijd meer begrip voor een meertalige opvoeding, waarin kinderen zowel Nederlands als een lokaal dialect leren. Iets, waarvoor in het Limburgs onderwijs nu ook meer aandacht komt.
Leonie Cornips is al een aantal jaren bijzonder hoogleraar van de leerstoel ’Taalcultuur in Limburg’ aan de Universiteit van Maastricht. Volgens haar is de laatste afgelopen vijftien jaar uit verschillende onderzoeken gebleken dat tweetalige kinderen op een aantal punten een taalvoorsprong hebben op eentalige kinderen. Zo kunnen ze zich beter concentreren, hebben ze een groter taalvaardig bewustzijn en zijn ze beter in taken waar snel geswitcht moet worden. Ook de citoscores op het onderdeel spelling zijn beduidend hoger. Uit Fries onderzoek bleek dat kleine achterstanden van dialectsprekende leerlingen in de eerste groepen van de basisschool alweer in groep 4 ingehaald waren.
Cornips noemt peuterspeelzalen “eigenlijk de grote vernietigers van minderheidstalen”. Zij juicht het gebruik van dialect op de peuterspeelzaal dan ook zeker toe. Wel pleit ze ervoor om het Nederlands en het dialect in gelijkwaardige situaties te gebruiken. Het werkt nadelig als de keuze voor een taal afhangt van een specifieke situatie. Dit is het geval wanneer bijvoorbeeld alleen Nederlands wordt gesproken bij een vorm van kennisoverdracht, terwijl in andere gevallen het dialect gehanteerd wordt.
Jawel. Een dialect wordt vaak gezien als minderwaardig. Meestal is dat omdat er neergekeken wordt op de sprekers ervan. Leraren zien dialectsprekende leerlingen als dommer en geven daardoor slechtere beoordelingen. Ook ontdekte universitair hoofddocent Gerbert Kraaykamp van de Radboud Universiteit dat beslissers in het onderwijs en of in het vaak een vooroordeel hebben ten aanzien van mensen met een dialect. “Het gaat dus niet om verschillen in talent, maar om vooroordelen waardoor je bijvoorbeeld niet een hoog schooladvies krijgt of die promotie.”
Bronnen: Rijksoverheid, NEMO Kennislink, het AD
Als rasechte Limburger vind ik het gedoe over plat spreken in Limburg een achterhoede gevecht van een groep die steeds kleiner wordt. Plat praten dat doe je thuis bij mama. Plat Limburgs praten in het bijzijn van mensen die van elders komen, is onbeleefd. Ik vind dan ook dat in het stadhuis, in het ziekenhuis, op school en in de peuterspeelzaal gewoon Nederlands gesproken moet worden.