Van de 891.000 mensen uit een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens, was vorig jaar bijna een kwart (209.000) een minderjarig kind. Dat betekent dat 6,6 procent van alle kinderen leeft met een armoederisico. Dat is een lichte daling in vergelijking met een jaar eerder. Toen was dat nog 6,8 procent (218.000).
Voor de bevolking als geheel bleef het risico in 2020 en 2021 gelijk op 5,4 procent. Bij werkenden daalde het armoederisico licht, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) naar aanleiding van de nieuwste cijfers over het armoederisico in Nederland.
1720 netto
De lage-inkomensgrens lag in 2021 voor een alleenstaande op 1130 euro netto per maand. Voor een stel zonder kinderen was dat 1590 euro, en met twee minderjarige kinderen 2170 euro. Voor een eenoudergezin met twee minderjarige kinderen was die grens 1720 euro. De grens staat voor een vast koopkrachtbedrag dat jaarlijks wordt gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling.
Na een opleving in 2021 gingen de eigen inschattingen van de lage-inkomensgroep er dit jaar weer op achteruit. Het percentage dat geld zegt over te houden daalde van 24 procent in 2021 naar 20 procent in 2022; het percentage dat spaargeld moet aanspreken steeg van 17 naar 23 procent.
Negatieve ontwikkeling
Ook de mensen uit huishoudens zonder armoederisico zijn dit jaar somberder over hun financiële situatie. Het percentage huishoudens dat geld overhoudt daalde van 68 naar 63 en het percentage de geld van de spaarrekening moet opnemen steeg van 8 naar 12. Verhoudingsgewijs is de hogere-inkomensgroep somberder over hun toestand dan de groep met een inkomen onder de lage-inkomensgrens.
Door: ANP