Dat kinderen sinds 16 maart niet naar school kunnen en thuis les krijgen, heeft geleid tot een groeiende kansenongelijkheid in het onderwijs. Dit concludeert de Universiteit van Amsterdam, die onderzoek deed naar de impact van de scholensluiting in het basis- en voortgezet onderwijs.
Onderwijssocioloog Thijs Bol deed onderzoek onder 800 ouders en hun 1300 kinderen. Hij onderzocht wat scholen aanbieden en wat ouders zelf doen om het schoolwerk van hun kinderen te ondersteunen. Ouders met een universitaire opleiding helpen hun kinderen op de basisschool vaker met schoolwerk dan ouders met een lagere opleiding. Van de universitair geschoolden gaf 70 procent aan hun kinderen vaak of heel vaak te helpen, tegenover 50 van de ouders met een lage opleiding. Ze voelen zich in de meeste gevallen (80 procent) ook beter in staat om hun kind te helpen.
Bij het middelbaar onderwijs zijn de verschillen groter, vooral wanneer de kinderen op het vwo zitten. Van de ouders die zelf maximaal een middelbare schooldiploma hebben, voelt 30 procent zich in staat te helpen met schoolwerk. Ook toont het onderzoek verschillen aan in het digitale aanbod tussen onderwijsniveaus. 65 procent van de ouders met een kind op het vmbo geeft aan dat er digitale lessen zijn, tegenover 85 procent op het vwo.
Bol zegt dat de schoolsluiting vooral problematisch lijkt voor jongens in het voortgezet onderwijs. Volgens hun ouders vinden jongens het vaak minder leuk dan meisjes om aan school te werken. Ook kunnen de ouders hun jongens minder goed helpen en doen ze dit ook minder vaak dan ouders van meisjes.
Door: ANP