GRONINGEN - Uit het promotieonderzoek 'Occupational hazard? The relationship between working conditions and fertility', waarop Katia Begall op 7 februari aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) promoveert, blijkt dat hoogopgeleide Nederlandse vrouwen hun eerste kind relatief laat krijgen.
Dit geldt met name voor vrouwen in beroepen die niet typisch vrouwelijk zijn en die voltijd werkzaam zijn. In beroepsvelden waar over het algemeen meer vrouwen werkzaam zijn, is het effect minder goed te zien. "In typische vrouwensectoren zie je het effect van 'besmetting'. Bovendien wordt het krijgen van kinderen in deze sectoren gemakkelijker gemaakt doordat er vaak sprake is van betaald ouderschapsverlof", aldus Begall.
De opleiding en baan van de partner hebben weinig effect op het tijdstip waarop het eerste kind wordt geboren. Als de hoogopgeleide vrouwen eenmaal een eerste kind hebben gekregen, volgt het tweede kind daarbij vaak sneller dan gemiddeld.
Begall noemt als een van de redenen van het uitstellen van het eerste kind het gebrek aan geschikte faciliteiten vanuit de overheid, zoals gebrekkig ouderschapsverlof en niet optimale regelingen voor kinderopvang. Ook noemt ze het verhoudingsgewijs conservatieve klimaat in Nederland ten opzichte van 'goed moederschap'. Om zowel arbeidsparticipatie als vruchtbaarheid van deze groep te waarborgen, is het volgens haar daarom nodig om de normatieve cultuur en de faciliteiten vanuit de overheid aan te pakken.
© Nationale Onderwijsgids / Ype van Woersem