Normal_klas__po__kinderen__vragen__les__klaslokaal

Kinderen uit gezinnen met lagere inkomens hebben veel baat bij het verhogen van de leeftijd waarop ze een schoolkeuze maken. Door het uitstellen van die keuze hebben ze een grotere kans op het halen van een universitair diploma en de sterftekans daalt dan wanneer ze in groep acht al zo’n keuze moeten maken. Dat blijkt uit promotieonderzoek door gezondheidseconoom Bastian Ravesteijn naar het effect van beleid op de gezondheidsverschillen tussen arm en rijk. Dat meldt Erasmus Universiteit Rotterdam.

Eén van de studies gaat over de effecten van een latere schoolkeuze op gelijke kansen in het onderwijs en op de gezondheid op latere leeftijd. Volgens de promovendus zorgt het uitstellen van de schoolkeuze met een paar jaar voor meer gelijkheid tussen tussen arm en rijk.

In Nederland kiezen kinderen al na groep acht voor een middelbare schoolniveau, zodat ze al vroeg van elkaar gescheiden worden en op verschillende niveaus les krijgen. Dit in tegenstelling tot landen als Finland, waar kinderen van verschillende niveaus sinds de jaren '70 tot hun zestiende bij elkaar in de klas zitten. Zo wordt voorkomen dat kinderen op een te jonge leeftijd een bepaalde richting inslaan. Doordat de schoolkeuzeleeftijd in Finland op sommige plekken eerder werd verhoogd dan in andere regio’s was het voor Ravesteijn mogelijk de effecten van dit systeem te schatten terwijl er kon worden gecontroleerd voor verschillen tussen geboortecohorten en regio’s.

De promovendus concludeert dat het verhogen van de schoolkeuzeleeftijd in Finland—waar de schoolkeuzeleeftijd met vijf jaar werd verhoogd —goed bleek uit te pakken voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens. Hun kans om een universitair diploma te halen steeg van 6 naar 7,5 procent. De kans op een universitaire opleiding voor kinderen uit gezinnen met hogere inkomens daalde door de lagere schoolkeuzeleeftijd juist, van 24 naar 22,5 procent.

De late schoolkeuzeleeftijd had effecten over de gehele levensloop: de sterftekans van kinderen uit arme gezinnen tot aan het vijftigste levensjaar nam met 20 procent af, zo blijkt uit het onderzoek van Ravesteijn. Ook hier was het effect voor kinderen met rijkere ouders negatief: hun (oorspronkelijk lagere) sterftekans nam juist met 25 procent toe, zodat het verschil in sterftekans tussen arm en rijk vrijwel verdampte. In het oude systeem hadden kinderen uit gezinnen met lagere inkomens nog een 50 procent hogere overlijdenskans.

Scholieren worden in het voortgezet onderwijs op een spoor gezet en vormen er hun sociale netwerk dat over de gehele levensloop van invloed zal zijn op hun gedrag. Beroepskeuze en levensstijl kunnen ook van invloed zijn op de overlijdenskans.

© Nationale Onderwijsgids